A. de managementopleidingen aan het IBW dienen een solide basis tehebben, die tot uitdrukking komt in bedrijfswetenschappelijke theorie, methodologie en toegepaste praktische kennis
B. de opleidingen dienen in sterke mate praktijkgericht en probleemgericht te zijn, waarbij onderzoek, diverse vormen van bedrijfspractica en dienstverlening de wegen bij uitstek zijn via welke de gewenste resultaten worden bereikt. Daarvoor zullen de nodige institutionele kaders en voorzieningen worden gecreëerd.
C. de in a en b vervatte wetenschappelijke, praktische en probleemgerichte basis van de opleidingen zullen stoelen op een integratief kentheoretisch model dat de grenzen van monodisciplines en hun beperkingen in de praktische toepassing van de bedrijfsvoering voortdurend overstijgt, c.q. voortdurend tracht op te heffen
D. de praktijkgerichte en probleemgerichte aanpak dient te resulteren in de vaardigheden om niet alleen oplossingsmodellen voor vraagstukken betreffende de bedrijfsvoering te ontwikkelen, maar ook om haalbare constructies te maken en bedreven te raken in het implementeren van deze haalbare constructies, rekening houdende met complexe en dynamische bedrijfssituaties.
E. de opleidingen dienen sterk georiënteerd te zijn op de eigen socio- en ecologisch-economische context als referentiekader (regionalisatie en internationalisatie met het accent op de geplande vorming van nieuwemarkten: CARICOM, MERCOSUR en FREE TRADE AREA OF THE AMERICAS)
F. via de opleiding dient een duurzaam partnerschap te worden opgebouwd tussen het IBW en bedrijfsleven (wederzijds vertrouwen, wederzijdse participatie en onderlinge samenwerking tussen bedrijfsleven en het IBW) zowel qua leersituaties (marginale programmatische toetsing door bedrijfsparticipanten). als qua besturings- en organisatiecondities (medeverantwoordelijkheid eco-financiering).